Het eindexamen
Gefeliciteerd! Je zit in het eindexamenjaar. Dat betekent dat je in mei en juni het eindexamen moet maken. Voor Duits, maar ook Engels en Frans, geldt dat je meerdere leesteksten met vragen krijgt in mei/juni. Een spannend jaar. Wat kun je verwachten?
Het leesexamen
In mei en juni vindt het eerste tijdvak van het examen plaats. Dat betekent dat alle leerlingen op de middelbare school met hun eindexamens bezig zijn.
Het examen Duits duurt…
- voor de mavo 2 uur*
- voor de havo 2,5 uur*
- voor het vwo 2,5 uur*
* Dit is zonder tijdsverlenging.
Bij het examen mag je een woordenboek Duits-Nederlands gebruiken, maar ook een Nederlands woordenboek. Handig als je woorden opgezocht hebt, die je in het Nederlands eigenlijk ook niet kent. Wat betekent een concretisering? Wat betekent satire? Het is fijn dat je dat opzoekt. Kijk op Examenblad.nl en vraag aan jouw docent wat je bij het examen Duits erbij mag hebben.
Voorbereiding
Waarschijnlijk heb je al meerdere klasgenoten en mensen horen zeggen, dat je voor een taal niet hoeft te leren omdat het een leesexamen is. Niets is minder waar! Je kunt veel al goed leren en door veel te oefenen zul je beter voorbereid zijn.
Wat kun je in het hele examenjaar doen om zo goed mogelijk voorbereid te zijn? Dat lees je hier.
- Zorg ervoor dat je werkt aan jouw woordenschat. Je kunt hartstikke goed zijn in lezen, maar als je veel woorden in de tekst niet kent, zul je moeite hebben om de tekst te begrijpen en de vragen te beantwoorden.
- Leer de meest voorkomende examenvragen en signaalwoorden uit je hoofd.
- Ken de leesstrategieën en pas ze toe.
- Leer jouw woordenboek goed kennen en zorg dat je woorden zo snel mogelijk opzoekt. Meer dan 20 seconden om een woord op te zoeken, is te lang. Die tijd besteed je liever aan het lezen van de tekst en/of het beantwoorden van de vragen. Investeer dus vooraf in het gebruiken van het woordenboek.
Der Countdown
MAVO DUITS
HAVO DUITS
VWO DUITS
Woordenschat
Je hoort het waarschijnlijk veel vaker, maar woordenschat als je een vreemde taal leert, is heel erg belangrijk. Vanaf klas 1 of klas 2 heb je het vak Duits gevolgd. Elk jaar heb je gewerkt om meer te weten te komen over onder andere Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland. Ook meerdere thema’s zijn langsgekomen, denk aan school, hobby’s, familie, sport, op vakantie gaan, eten en drinken, wetenschap, en nog veel meer. In principe komt ‘alles’ terug in het laatste jaar. Dit is voor het mondeling, het schrijven en het lezen. Maar wat doe je als je veel woordjes niet meer weet of eigenlijk niet veel gedaan hebt om woordjes te leren, omdat het ‘saai werk was’?
Geen zorgen! Je kunt nog werken aan jouw woordenschat. De tips:
- Lees geregeld een artikel van een Duitstalige krant. Een paar voorbeelden van Duitstalige krantenwebsites:
NZZ
Die Welt
Süddeutsche Zeitung
Handig is als je woorden opzoekt in een (papieren) woordenboek en deze noteert. Houd een woordenschrift D-NL bij. - Kijk naar Duitse televisie. Er zijn verschillende leuke programma’s om te kijken op onder andere RTL, ARD en ZDF. In Nederland kun je veel digitaal gratis kijken.
- Leer de meest voorkomende woorden uit het examen. Dat zijn de signaalwoorden, de vragen en de ‘basiswoordenschat’.
Hoe groter je woordenschat, hoe minder je hoeft op te zoeken.
Leesstrategie
Elke tekst is anders. Dat betekent dat je per tekst moet bepalen hoe je hem gaat lezen. Dat noemen we leesstrategieën. Je combineert strategieën om de vragen op te lossen.
Woordenboek
Ouderwets? Wel nee, alleen de papieren-versie is iets ouderwets, maar woorden opzoeken doe je altijd al!
Leer jouw woordenboek goed kennen. Waar kun je de ringel-s ß vinden? Waar staan de Umlaut-letters? Oefen geregeld met het woordenboek zodat je er handiger mee wordt. Elk woordenboek is op alfabetische volgorde opgebouwd.
Goede tip: gebruik een redelijk nieuw woordenboek.
Hoe vind je woorden in het woordenboek?
- Werkwoordsvormen vind je niet in het woordenboek. Wel kun je het hele werkwoord in het woordenboek vinden. Dat noemen we het infinitief.
Voorbeeld: Ich gebe > het werkwoord ‘geben’ kun je in het woordenboek vinden.
Bij sterke werkwoorden kun je vaak achterin het woordenboek het infinitief vinden. - Meervoudsvormen moet je altijd weer enkelvoud maken.
Voorbeeld: Häuser > Haus. - Bij langere woorden, de zogenaamde samengestelde woorden, zul je het woord in delen moeten opzoeken.
Voorbeeld: Blumenvase > Blume en Vase kun je los vinden in het woordenboek. - Veel woorden hebben meerdere betekenissen. Lees dus altijd alles in het woordenboek voordat je bepaalt wat de juiste vertaling is.
Voorbeeld: het woord ‘fertig’ heb je ooit geleerd als vertaling voor ‘klaar’. Maar in het woordenboek staat het volgende:
1. klaar, gereed, af
2. vaardig
3. uitgeput
De zin is: ‘Der 2000 verstorbene Kujau war ein brillanter und stolzer Selbstvermarkter und kunstfertig obendrein’.
Hier betekent ‘fertig’ geen ‘klaar of af’. Als je de zin vertaalt, kom je op een andere vertaling uit:
‘De in 2000 gestorven Kujau was een briljante en trotse selfmarketeer en bovendien een vaardige kunstenaar.’–> Lees dus altijd alle vertalingen in het woordenboek goed door.
15 minuten per dag
Je kunt dagelijks 15 minuten aan Duits werken. Als je elke dag een schooljaar lang 10 minuten besteedt aan leesteksten Duits, dan ga je merken dat je steeds meer woorden weet en dat je zowel de lees- als luisterteksten beter gaat begrijpen. Noteer de woorden die je opzoekt in het woordenboek in een apart woordjesschrift.
Na 10 minuten ga je de vragen nakijken. Stel jezelf de vraag ‘Waarom heb ik het antwoord fout?’. Fouten worden gemaakt doordat je vermoedt wat een woord betekent, maar het niet opzoekt.
Wissel het maken van leesteksten af met het leren van de signaalwoorden en vraagsoorten.
Zoek interessante programma's en teksten.
Oefenen
Oefen met examenteksten. Op examenblad.nl kun je oude examens oefenen.
Examenblad
Eindexamen: laatste tips
Nog eventjes en dan staat het eindexamen Duits op het programma. Of je nu vmbo of vwo doet, er zijn […]