De leerdoelen:
1. Je weet hoe je de (hulp)werkwoorden ‘haben en sein‘ vertaalt.
2. Je weet hoe je de (hulp) werkwoorden ‘haben en sein‘ vervoegt in de verleden tijd.

Hoe leer je dit onderdeel?

1. Bekijk de woorden in ‘kaarten’. Dit doe je door op de pijl naar beneden te klikken. Hier zie je digitale flashcards.
2. Ga daarna naar ‘leren’. Leer de woorden tot je 100% kent.
3. Klik op ’toets’. Heb je 80% goed? Super!
4. Heb jij de twee leerdoelen van deze opgave behaald? Gut gemacht!
5. Ga naar de theorie terug en/of maak nog een andere oefening. Die vind je bij de theorie.

Viel Erfolg!