De leerdoelen:
1. Je weet hoe je de modale werkwoorden dürfen, können en mögen vervoegt in de verleden tijd.
2. Je weet hoe je de modale werkwoorden wollen, müssen en het werkwoord wissen vervoegt in de verleden tijd.
3. Je weet hoe je de modale werkwoorden dürfen, können en mögen vertaalt in de verleden tijd.
4. Je weet hoe je de modale werkwoorden wollen, müssen en het werkwoord wissen vertaalt in de verleden tijd.

Gebruik Quizlet niet alleen voor het leren van de woorden, maar ook om grammatica te stampen.

Hoe leer je dit onderdeel?
1. Bekijk de woorden in ‘kaarten’. Dit doe je door op de pijl naar beneden te klikken. Hier zie je digitale flashcards.
2. Ga daarna naar ‘leren’. Leer de woorden tot je 100% kent.
3. Klik op ‘toets’. Heb je 80% goed? Super!
4. Heb jij de twee leerdoelen van deze opgave behaald? Gut gemacht!
5. Ga naar de theorie terug en/of maak nog een andere oefening. Die vind je bij de theorie.

Viel Erfolg!