Het leerdoel van deze oefening:
Je kunt de modale werkwoorden (dürfen, mögen en können) in zinnen toepassen.

Het is niet alleen belangrijk de vertaling van de werkwoorden te leren, maar ook om de vervoegingen in zinnen te gebruiken. Maak voor toetsen altijd nog één of twee oefeningen zodat je zeker weet dat je de grammatica goed kunt toepassen. Uiteindelijk gaat het erom dat je de theorie (dus: de vervoegingen van de werkwoorden) toepast.

Hoe leer je dit onderdeel?

1. Bekijk als eerste de theorie.
2. Leer de betekenis van de voorzetsels en welke keuzevoorzetsels er in het Duits zijn. Leer deze bijvoorbeeld via Quizlet, zie oefening 1.
3. Maak daarna deze oefening. Heb je minder dan 75% gehaald? Bekijk dan de theorie nog een keer. Heb je meer dan 75% goed? Dan beheers je voor nu de theorie. Bleef de theorie en de oefeningen herhalen, bijvoorbeeld één keer in de twee dagen.
4. Heb jij de drie leerdoelen van deze opgave behaald? Gut gemacht!
5. Ga naar de theorie terug en/of maak nog een andere oefening. Die vind je bij de theorie.

Viel Erfolg!

Results

#1. Ich .... (können) gut Klavier spielen.

#2. Mein Bruder .... (dürfen) am Samstag zur Geburtstagsfeier seiner Freundin gehen.

#3. Frau Schmidt, ..... (dürfen) ich auf die Toilette gehen?

#4. Übersetze: wij lusten

#5. Übersetze: jij houdt van

#6. Ihr .... (können) sehr gut kochen.

#7. Ich ... (houd van) kein Eis.

#8. Meine Katze .... nicht so gut springen.

#9. Leider .... meine Schwester nicht mitgehen.

#10. Übersetze: wij kunnen

Finish