Oefen hier met het werkwoord ‘sein’ in de tegenwoordige tijd.
Tip! Bekijk de theorie voordat je met de quiz begint.
Maak de quiz meerdere keren: je zult merken dat je nieuwe vragen ertussen krijgt.
#1. Vertaal het werkwoord en vervoeg: Meine Schwester [zijn] ... müde.
#2. Vervoeg het werkwoord: Die Katze [sein] ... schwarzfarbig.
#3. Übersetze (vertaal): jij bent
#4. Vervoeg het werkwoord: Schule [sein] ... manchmal langweilig. ? Het lijkt op het Nederlands.
Vertaling: School is soms saai.
School is één ding, je kijkt voor de vervoeging van het werkwoord ‘sein’ naar hij/zij/het (er/sie/es).
#5. Vertaal het werkwoord en vervoeg: Er [zijn] ... bei seinen Eltern.
#6. Übersetze (vertaal): wij zijn

#7. Vertaal het werkwoord en vervoeg: Die Sonne [zijn] ... hier weiß, die Luft [zijn] ... orangefarbig.

#8. Vervoeg het werkwoord: Mein Vater [sein] ... fan von Bayern München.

#9. Vervoeg het werkwoord: Anna und Herman [sein] ... in Berlin.
