Modale (hulp) werkwoorden

Modale hulpwerkwoorden zijn werkwoorden die een betekenis geven aan de zin, zoals ‘ik moet iets doen, ik mag iets doen, ik hoef niets te doen’.

De volgende modale werkwoorden kennen we in het Duits:

  1. dürfen = mogen
  2. mögen = houden van / lekker vinden / iemand aardig vinden
  3. können = kunnen
  4. wollen = willen
  5. müssen = moeten
  6. sollen = moeten
  7. wissen = weten (officieel geen modaal werkwoord, maar wordt op dezelfde manier vervoegd)

De modale hulpwerkwoorden worden anders vervoegd dan je gewend bent. Lees daarvoor deze pagina.

Tegenwoordige tijd

Je kent de standaard regel voor de regelmatige zwakke werkwoorden, namelijk: (fe)e-st-t-en-t-en.
De modale werkwoorden veranderen. Bekijk de tabel goed.
Het fijne van rijtjes werkwoorden is dat je ze net als woordjes in het hoofd kunt stampen en/of vaak op hoeft te schrijven om de vormen te leren.

 

 

Modale werkwoorden

De modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd: dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen.
dürfen
= mogen
können
= kunnen
mögen
= houden van
= aardig vinden
= iets lekker vinden
müssen
= moeten
sollen
= moeten
wollen
= willen
wissen
= weten
ichdarfkannmagmusssollwillweiß
dudarfstkannstmagstmusssollstwillstweißt
erdarfkannmagmusssollwillweiß
sie
es
wer
Anna
(enkelvoud)
wirdürfenkönnenmögenmüssensollenwollenwissen
ihrdürftkönntmögtmüsstsolltwolltwisst
siedürfenkönnenmögenmüssensollenwollenwissen
Sie
Mateo und Myrthe
(2+, meervoud)

Modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Modale werkwoorden (dürfen, mögen en können) in de tegenwoordige tijd (Sterk in Duits, 2021)
Modale werkwoorden (wollen, müssen, sollen en wissen) in de tegenwoordige tijd (Sterk in Duits, 2021)

Verleden tijd

In de verleden tijd veranderen de modale werkwoorden ook van klank. De uitgangen van de werkwoorden zijn hetzelfde als bij de regelmatige zwakke werkwoorden.

Modale werkwoorden in de verleden tijd

Modale werkwoorden (dürfen, mögen en können) in de verleden tijd (Sterk in Duits, 2021)
Modale werkwoorden (wollen, müssen, sollen en wissen) in de verleden tijd (Sterk in Duits, 2021)

Konjunktiv II

In de Konjunktiv II verandert er voor de modale werkwoorden niet veel.
Je neemt de verledentijdsvorm van de modale werkwoorden en plaats er een Umlaut (=trema) op. De trema komt er niet bij de werkwoorden sollen en wollen.

Modale werkwoorden in de Konjunktiv II

Modale werkwoorden (dürfen, mögen en können) in de Konjunktiv II (Sterk in Duits, 2021)
Modale werkwoorden (wollen, müssen, sollen en wissen) in de Konjunktiv II (Sterk in Duits, 2021)

Leren (tegenwoordige tijd)

Oefening 1

Leer de modale werkwoorden: dürfen, können en mögen.
Klicke hier...

Oefening 2

Leer de modale werkwoorden: wollen, müssen en wissen.
Klicke hier...

Leren (verleden tijd)

Oefening 3

Leer de modale werkwoorden in de verleden tijd: dürfen, können, mögen, wollen, müssen, sollen en wissen.
Klicke hier...

Toepassen (tegenwoordige tijd)

Oefening 1

Pas de modale werkwoorden toe: dürfen, können en mögen.
Klicke hier...

Oefening 2

Pas de modale werkwoorden toe: wollen, müssen en wissen
Klicke hier...

Toepassen (verleden tijd)