Persoonlijk voornaamwoord
Om een werkwoord te kunnen vervoegen heb je de persoonlijke voornaamwoorden nodig. De persoon in de zin bepaalt namelijk de vorm van jouw werkwoord.
Zo zeg je bijvoorbeeld wel: ‘Mijn vader schrijft een boek.’ maar kun je NIET zeggen ‘Mijn vader schrijven een boek’.
De persoon is dus altijd belangrijk. Je herkent personen aan hun namen (Anna of Nico), maar je kunt ook persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar één of meerdere personen of dingen.

Zwakke werkwoorden
Zoals eerder genoemd heb je zwakke en sterke werkwoorden. De meeste werkwoorden zijn zwak en worden volgens een vaste regel vervoegt. Hoe doe je dat?
- Stap 1: Als eerste moet je de stam van het werkwoord vinden. Dat doe je door -en van het werkwoord af te halen. Let op: kun je alleen een -n weghalen? Dan doe je alleen de -n!
- Stap 2: Als je de stam gevonden hebt, dan kijk je naar de persoon. Wie is of zijn de hoofdrolspeler(s) in de zin? Als je geen naam/namen ziet staan, kijk dan in de tabel met de persoonlijke voornaamwoorden.
- Stap 3: Je hebt de persoon/personen gevonden én de stam. Hartstikke goed! Dan komt nu de laatste stap en dat is: de uitgang noteren. De regel voor de uitgangen is: stam + e-st-t-en-t-en. Als je namelijk de uitgangen achter de personen zet, krijg je het woord ‘esttenten’. Makkelijker onthouden is: (fe)esttenten!

Zwakke werkwoorden met -d, -t en sis-klank
De regel voor de zwakke werkwoorden is dus: (fe)esttenten. Toch heb je uitzonderingen op die regel, ook al is het een zwak werkwoord.
Een aanpassing volgt als de stam eindigt op:
- een d;
- een t;
- of een sis-klank (-s, -z, -ß, -x).
Wat gebeurt er dan?
Als de stam eindigt op een -d of -t, dan komt er een extra -e bij de du-, er- en ihr-vorm. In de tabel zie je dat met een rood -e aangegeven.
Als de stam eindigt op een sis-klank krijg je bij de du-vorm alleen +t, in plaats van +st.
